Wat hebt u gezien dat niet vergaat?

Van de wervelende sterrenstelsels tot de aller kleinste deeltjes is alles in beweging. Alle stoffelijke dingen veranderen en gaan voorbij. Paulus schreef: Wij zien niet “op het zichtbare, maar op het onzichtbare; want het zichtbare is tijdelijk, maar het onzichtbare is eeuwig” (2 Korintiërs 4:18).


Het zichtbare is tijdelijk.

Deze bijbelse verklaring wordt door wetenschappelijke waarnemingen bevestigd. Het massa-energie ruimte-tijd heelal, waarvan onze lichamen een deel zijn, is aan het desintegreren. Er is een voortdurende toename van entropie. De materie en de energie in het heelal degraderen naar een uiteindelijke staat van inerte gelijkvormigheid.

Jezus zei: “De hemel en de aarde zullen voorbijgaan” (Lucas 21:33).

Het heelal verandert voortdurend. Wetenschappers observeren deze veranderingen, zoeken patronen daarin en proberen die te verklaren. Hun verklaringen zijn dikwijls speculatief wegens de tijd-ruimte beperkingen van hun observatie-uitrusting.

Deze beperkingen bestaan in de studie van de aller kleinste deeltjes en in de studie van de grote uitgestrektheid van het heelal.

Vanaf 1929 worden atoomsplitsers gebruikt om steeds kleinere deeltjes te bestuderen [zie Ernest Thomas Sinton Walton en John Douglas Cockcroft].

Op 10 september 2008 stuurde men de eerste deeltjesbundel met succes rond de 27-kilometer cirkelvormige tunnel van de werelds krachtigste deeltjesversneller in het CERN laboratorium te Genève. Het doel van dit cyclotron, een elektromagnetische machine waaraan 20 jaar is gewerkt en die een prijskaartje van acht miljard euro heeft, is om een frontale botsing te verwezenlijken tussen twee subatomische deeltjesbundels die aan bijna de snelheid van het licht door de tunnel razen.

Om dit te bereiken moeten de elektromagneten tot minder dan een miljardste van een seconde gesynchroniseerd worden en de hele tunnel moet afgekoeld worden tot min 271,23°C, wat slechts 1,82°C boven absolute nul is. Door te observeren wat gebeurt wanneer de bundels botsen, hopen de wetenschapsmensen hun kennis van de deeltjesnatuurkunde te vermeerderen.

De aanmatigende bewering werd door sommigen gemaakt dat deze ‘Large Hadron Collider’ (LHC) te Genève wetenschappers in staat zal stellen toestanden van kort na een vermeende ‘grote knal’ na te botsen, waardoor volgens hen 13,7 miljard jaar geleden het heelal zou zijn ontstaan.

Zulke botsingen komen echter in de buitendampkring natuurlijk voor en zijn nietig vergeleken met wat in een vermeende grote knal zou moeten gebeuren. Een deeltjes splitter maakt het alleen mogelijke om meetinstrumenten naast deze kleine knallen op te stellen.

Men was van plan de eerste botsing voor eind 2008 te proberen, maar op 19 september veroorzaakte een defect de lekkage van duizend kilo vloeibaar helium, waardoor de tunnel voor reparaties moest opgewarmd worden. Plannen voor de eerste botsing werden naar de zomer van 2009 uitgesteld, maar de eerste botsing (aan halve snelheid) werd pas op 30 maart 2010 uitgevoerd.

Koning Salomo (een bedreven bioloog - 1 Koningen 4:33) schreef: “Alles heeft Hij voortreffelijk gemaakt op zijn tijd; ook heeft Hij de eeuw in hun hart gelegd, zonder dat de mens van het werk dat God doet, van het begin tot het einde, iets kan ontdekken” (Prediker 3:11).

De mensen hebben de eeuwigheid in hun hart. Zij kunnen sommige dingen uitpluizen, maar hun kennis blijft uiterst beperkt.

Ongeacht hoe krachtig de deeltjes splitters worden, aan wat instrumenten kunnen meten zal er steeds een grens zijn. Zoals een bescheiden wetenschapper bij CERN heeft gezegd: “Hopelijk zal deze deeltjes splitter ons helpen nog een laagje van het onbekende af te pellen.”

Observaties van de uitgestrektheid van het heelal zijn ook uiterst beperkt, in dit geval door afstand en de traagheid van het licht. Indien onze zon vijf minuten geleden ontplofte, zouden wij het nog niet weten, aangezien het acht minuten duurt voor zonlicht naar de aarde te komen. De volgende ster is Alpha Centauri, 4,3 lichtjaren weg. Indien God het heelal behalve onze zonnestelsel vier jaar geleden vernietigde, zouden wij het nog niet merken.

De aarde is in de Melkweg sterrenstelsel. Het heeft een doorsnee van ongeveer 100.000 lichtjaren en heeft ongeveer 100 miljard sterren. De aarde is 30.000 lichtjaren van het midden. Dus, alle observaties van ons eigen sterrenstelseltje zijn van 4 tot 70.000 jaren verouderd.

Het dichtstbijzijnde sterrenstelsel voorbij de Melkweg is Andromeda, die 2,7 miljoen lichtjaren weg is. Dus, observaties daarvan zijn 2,7 miljoen jaren na de feiten. Wat zou met Andromeda in de laatste 2,7 miljoen jaren zijn gebeurt? Dit kunnen wij nooit weten. Misschien bestaat Andromeda niet meer.

Hoeveel sterrenstelsels zijn er? Men heeft ongeveer twee miljoen waargenomen, maar er kunnen zelfs 100.000 miljoen zijn. Hoe groot is het waarneembaar heelal? Met onze beperkte verrekijkers wordt het geschat op 156 miljard lichtjaren breed.

“Mijn gedachten zijn niet uw gedachten en uw wegen zijn niet mijn wegen, luidt het woord des HEREN. Want zoals de hemelen hoger zijn dan de aarde, zo zijn mijn wegen hoger dan uw wegen en mijn gedachten dan uw gedachten” (Jesaja 55:8, 9).

Wat weten de wetenschapsmensen echt over het heelal? Niet veel. Zij weten wel dat het verandert, dat het een begin heeft gehad, en dat het een einde zal hebben. Indien u een brandende kaars ziet, weet u dat die niet eeuwig kan branden. De beschikbare brandstof is beperkt. U weet ook dat die niet al eeuwig heeft gebrand, want dan zou die al uitgebrand zijn.

Petrus schreef: “Het einde aller dingen is nabijgekomen” (1 Petrus 4:7) en “Op die dag zullen de hemelen met gedruis voorbijgaan” (2 Petrus 3:10).

Werd dit tijdelijk heelal door een eeuwige God geschapen, of door een grote knal?

Waarop baseert men de grote-knal-theorie?

Als men aanneemt dat de roodverschuiving in het lichtspectrum van verafgelegen sterren door het dopplereffect veroorzaakt wordt, en niet door een onbekende invloed over zulk een grote afstand, lijkt het dat het heelal uitdijt.

Sommige wetenschappers draaien de uitdijing van het heelal terug in de tijd totdat al de materie theoretisch op één plaats zou zijn geweest (wat nogal absurd klinkt). Aangezien zij niet verder terug kunnen gaan, postuleren zij dat er toen een ontploffing moest zijn geweest, een ‘grote knal’, waardoor het heelal begon uit te dijen. (Ik veronderstel dat als alle materie van het heelal op één plaats zou zijn, iets zou inderdaad moeten gebeuren! Maar hoe kwam die daar?)

Deze wetenschappers kunnen het absurde idee geloven dat al de materie van het heelal op één plaats kon zijn, maar zij hebben moeite met het idee dat God een reeds uitdijend heelal kon scheppen en dat de sterren samen met hun stralingsvelden tegelijkertijd geschapen konden zijn. Dit is echter geen haar moeilijker dan al de materie van het heelal op één plaats te hebben!

Wat zegt de Schrift over het begin van het heelal? “In den beginne schiep God de hemel en de aarde. De aarde nu was woest en ledig, en duisternis lag op de vloed, en de Geest Gods zweefde over de wateren. En God zeide: Er zij licht; en er was licht. En God zag, dat het licht goed was, en God maakte scheiding tussen het licht en de duisternis. En God noemde het licht dag, en de duisternis noemde Hij nacht. Toen was het avond geweest en het was morgen geweest: de eerste dag. En God zeide: Daar zij een uitspansel in het midden der wateren, en dit make scheiding tussen wateren en wateren. En God maakte het uitspansel en Hij scheidde de wateren die onder het uitspansel waren, van de wateren die boven het uitspansel waren; en het was alzo. En God noemde het uitspansel hemel. Toen was het avond geweest en het was morgen geweest: de tweede dag” (Genesis 1:1 t/m 8).

De wateren onder en boven het uitspansel verwijzen naar de watercyclus op aarde met vloeibaar water in de zeeën en waterdamp in de wolken.

Let op dat het licht, dag en nacht, en de hydrosfeer geschapen werden vóór er sterren waren. De sterren werden pas op de vierde dag geschapen: “En God zeide: Dat er lichten zijn aan het uitspansel des hemels om scheiding te maken tussen de dag en de nacht, en dat zij dienen tot aanwijzing zowel van vaste tijden als van dagen en jaren; en dat zij tot lichten zijn aan het uitspansel des hemels om licht te geven op de aarde; en het was alzo. En God maakte de beide grote lichten, het grootste licht tot heerschappij over de dag, en het kleinere licht tot heerschappij over de nacht, benevens de sterren. En God stelde ze aan het uitspansel des hemels om licht te geven op de aarde, en om te heersen over de dag en over de nacht, en om het licht en de duisternis te scheiden” (Genesis 1:14 t/m 18).

Dus, toen de hemellichamen geschapen werden, waren zij zichtbaar op aarde (hoewel sommige daarvan miljoenen lichtjaren weg waren) en hun coördinaten waren vergelijkbaar met wat wij nu zien aangezien zij vaste tijden, dagen en jaren moesten aangeven.

Het boek Job (dat verhaalt gebeurtenissen rond de tijd van Abraham in Genesis) spreekt over de constellaties de Beer, de Orion en de Plejaden (Job 9:9) en in Amos 5:8 vinden wij: “Hij, die Plejaden en Orion heeft gemaakt.” God schiep deze constellaties dus met hun herkenbare sterrenbeeld vanaf de aarde.

God schiep de zon, maan en sterren “om licht te geven op de aarde” (Genesis 1:15). Dit geweldig, ontzagwekkend heelal werd gemaakt om de mens te verlichten.

Wat zegt de Schrift over de entropie en onvermijdelijke dood van het heelal? “Gij hebt voormaals de aarde gegrondvest, en de hemel is het werk uwer handen; die zullen vergaan, maar Gij houdt stand, zij alle zullen verslijten als een kleed, Gij verwisselt ze als een gewaad, en zij verdwijnen; maar Gij blijft dezelfde, aan uw jaren komt geen einde” (Psalm 102:26 t/m 28).

Petrus schrijft: “Maar de dag des Heren zal komen als een dief. Op die dag zullen de hemelen met gedruis voorbijgaan en de elementen door vuur vergaan” (2 Petrus 3:10).

Wij hoeven niet ontmoedigd of wanhopig te zijn wegens de veranderingen en het verval rondom ons heen. Dit veranderende heelal zal voorbijgaan, de elementen zullen vergaan, maar er zijn onzichtbare dingen die zullen blijven: “Daar wij niet zien op het zichtbare, maar op het onzichtbare; want het zichtbare is tijdelijk, maar het onzichtbare is eeuwig” (2 Korintiërs 4:18).

Zichtbare dingen veranderen, maar “Jezus Christus is gisteren en heden dezelfde en tot in eeuwigheid” (Hebreeën 13:8). En aan zijn volgelingen heeft Hij een eeuwige woonplaats beloofd.

“Daar al deze dingen aldus vergaan, hoedanig behoort gij dan te zijn in heilige wandel en godsvrucht, vol verwachting u spoedende naar de komst van de dag Gods, ter wille waarvan de hemelen brandende zullen vergaan en de elementen in vuur zullen wegsmelten. Wij verwachten echter naar zijn belofte nieuwe hemelen en een nieuwe aarde, waar gerechtigheid woont” (2 Petrus 3:11 t/m 13).

In de volgende lezing bespreken wij eeuwige dingen die nooit vergaan.

“Gij, o HERE, troont voor eeuwig” . “Gij hebt voormaals de aarde gegrondvest, en de hemel is het werk uwer handen; die zullen vergaan, maar Gij houdt stand, zij alle zullen verslijten als een kleed, Gij verwisselt ze als een gewaad, en zij verdwijnen; maar Gij blijft dezelfde, aan uw jaren komt geen einde” (Psalm 102:13, 26 t/m 28).

Roy Davison

De schriftgedeelten in dit artikel zijn uit de NBG-1951 Vertaling,
© Nederlands Bijbelgenootschap (tenzij anders aangeduid).


Naar volgende lezing